EPC NR: Minstens verplichte metingen
Een basisprincipe van het EPC NR is dat niet per se alle energiestromen opgemeten moeten worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verplichte en optionele metingen. Minstens alle verplichte metingen moeten beschikbaar zijn om een energielabel te bepalen. Indien deze niet beschikbaar zijn, kan een EPC NR opgesteld worden met energielabel ‘onbepaald’ (X).
Verplichte vs. optionele metingen
Wanneer niet alle energiestromen worden opgemeten, gaat de energiedeskundige na of minstens de verplichte metingen wel kunnen opgemeten worden met de aanwezige meters.
Enkel de verplichte metingen opnemen, leidt tot een worst-case inschatting van het energielabel. Hoe meer optionele metingen worden toegevoegd, hoe beter het resultaat. De grootte van de impact van elke optionele meting hangt echter af van geval tot geval. Als deskundige kan u de eigenaar adviseren welke meters best prioritair geplaatst worden, in functie van de grootte van de impact, investeringskost en praktische haalbaarheid.
Het inspectieprotocol maakt onderscheid tussen 2 gevallen voor de niet-volledige opmeting van de stromen.
- Niet alle energiestromen opgemeten: bijv. alleen nutsmeters zijn aanwezig maar er is geen meter aanwezig om het stookoliegebruik van de verwarmingsinstallatie op te meten.
- Het opgemeten deel is groter of kleiner dan de scope: bijv. de scope bevat een kantoor, de nutsmeters zijn gemeenschappelijk voor het kantoor en een aanpalende industrie-eenheid. De gebruiken opgemeten met de nutsmeters beslaan dus een groter deel (kantoor + industrie) dan de scope.
Beide bovenstaande aspecten kunnen zich binnen eenzelfde scope voor doen, afhankelijk van de gekozen scope en aanwezige meters. Voor de eenvoud worden beide punten hieronder apart behandeld.
De EPC NR software detecteert geen (mogelijke) relaties tussen de ingevoerde energiestromen en opwekkers. Stel dat een ketel de enige gebruiker van aardgas is in de scope. Wanneer u zowel meetwaardes voor het aardgasgebruik uit het net als voor het aardgasgebruik door een ketel invoert, dan telt de software dit energiegebruik dubbel. De software kan niet detecteren dat dit fysiek om dezelfde stroom gaat.
De software kan dus ook niet automatisch detecteren of alle verplichte metingen opgemeten werden. Dit moet de energiedeskundige zelf nagaan, en manueel in de software aangeven op de aanmaak van een opdracht.
- Installatie heeft beperkte invloed
Een geothermische warmtepomp voorziet in de ruimteverwarming en sanitair warm water van de scope. Voor één douche in de kelderverdieping is er een kleine warmtepompboiler voorzien. Het effect van deze warmtepompboiler op het totale energielabel is beperkt. De investering om deze opwekker op te meten weegt vermoedelijk niet op tegen de verbetering in label. - Installatie wordt binnenkort aangepast
Een gebouw heeft een PV-installatie op het dak en de nutsmeter voor elektriciteit is nog een klassieke terugdraaiende teller. De inkomende en geëxporteerde stromen elektriciteit worden dus niet apart opgemeten. In principe kunnen bijkomende meters geplaatst worden om deze stromen apart op te meten, maar aangezien volgend jaar een digitale meter wordt geplaatst, is deze investering niet interessant. - Meting praktisch niet haalbaar/mogelijk
Een houtkachel verwarmt de lobby van een hotel. Metingen van vaste brandstof zijn niet toegelaten en meting van geproduceerde warmte bij een klassieke kachel is praktisch niet haalbaar. Deze producent kan dus om praktische redenen niet opgemeten worden.
Veronderstel een eenvoudig voorbeeld zoals hier schematisch voorgesteld. De scope heeft een aansluiting op het aardgasnet, het elektriciteitsnet en heeft een PV-installatie. Alle productie uit de PV-installatie wordt door de scope gebruikt. Er is geen injectie naar het net (batterij op de site).
De mogelijke metingen zijn aangegeven op de figuur:
- M1: nutsmeter aardgasgebruik, meet 3500 kWh gasgebruik over 1 jaar
- M2: nutsmeter elektriciteit, meet 3000 kWh elektriciteitsgebruik over 1 jaar
- M3: elektriciteitsmeter productie uit PV, meet 2000 kWh productie over 1 jaar
De opdeling in verplicht en optionele metingen is gebaseerd op de redenering dat:
- het niet-hernieuwbare niet-restwarmte energiegebruik nooit mag onderschat worden
- het hernieuwbare en restwarmte energiegebruik nooit mag overschat worden.
Stel dat alleen M1 wordt opgemeten en ingevoerd, dan wordt het totale niet-hernieuwbare energiegebruik berekend als 3500 kWh. Dit is een onderschatting. Het totale niet-hernieuwbare energiegebruik is immers 6500 kWh (elektriciteit uit net + aardgas). Idem voor het geval waarbij M2 alleen wordt opgemeten, dan wordt het totale niet-hernieuwbare energiegebruik berekend als 3000 kWh. Ook dat is een onderschatting.
Om er voor te zorgen dat het niet-hernieuwbare energiegebruik niet onderschat wordt, moeten dus steeds M1 én M2 opgemeten worden. Deze metingen zijn dus verplicht.
Stel dat alleen M1 én M2 worden opgemeten, dan wordt het niet-hernieuwbare energiegebruik correct ingeschat maar het hernieuwbare energiegebruik onderschat. Er wordt immers geen hernieuwbaar energiegebruik opgemeten. Dit is toegestaan. Het hernieuwbaar energiegebruik mag onderschat worden. M3 is dus een optionele meting.
- Situatie 1
Alleen M2 wordt opgemeten, bv. omdat het gasgebruik niet uit het distributienet gehaald wordt maar uit een tank op de site. Er is m.a.w. dus geen nutsmeter voor M1 aanwezig. In dit geval worden niet alle verplichte metingen opgemeten. Er kan een EPC opgesteld worden maar het label is onbepaald (label X). - Situatie 2
De nutsmeters voor gas en elektriciteit zijn aanwezig. In dit geval worden de verplichte metingen M1 en M2 dus opgemeten. De optionele meting M3 niet. Het resultaat is een EPC met een ILTD= 0/(3500 + 3000) = 0 % of dus een label G. - Situatie 3
Alle metingen worden opgemeten: zowel de verplichtingen metingen M1 en M2 als de optionele meting M3. Het resultaat is een EPC met een ILTD= 2000 / (2000 + 3500 + 3000) = 24 % of dus een label D.
Opnemen van optionele metingen heeft dus een positief effect op het resultaat. Hoe groot dit effect is hangt echter af van de specifieke situatie (totaal gebruik ten opzichte van het opgemeten hernieuwbaar gebruik).
Veronderstel een gebouweenheid met een aansluiting op het elektriciteitsnet. Het gebouw wordt verwarmd met een pelletketel. Verder zijn er geen systemen voor verwarming of opwekkers voor elektriciteit aanwezig.
De mogelijke metingen zijn:
- M1: nutsmeter elektriciteit, meet 3000 kWh elektriciteitsgebruik over 1 jaar
- M2: meting warmteproductie pelletketel, 2000 kWh warmte over 1 jaar.
In dit geval is enkel M1 verplicht, M2 (pellets) is immers een hernieuwbare stroom en deze mag onderschat worden, dus een meting is niet verplicht.
Beschouw het onderstaande voorbeeld. De scope is een kantoorgebouw (1 gebouweenheid). De warmte van het kantoorgebouw wordt geleverd door twee aardgasketels, waarvan één ook warmte levert aan een eenheid buiten de scope. Het elektriciteitsgebruik wordt deels gehaald uit het elektriciteitsnet en deels geproduceerd door een PV-installatie op het dak. Wanneer de productie uit de PV-installatie hoger is dan de vraag (bv. in het weekend) wordt de geproduceerde elektriciteit in het net geïnjecteerd.
Voor dit voorbeeld worden de volgende energiestromen vastgesteld (een aantal mogelijke meetlocaties voor de stromen wordt aangeduid met de code M1, M2…). Figuur 2Figuur 2 toont alle mogelijke stromen die kunnen gemeten worden, maar deze zijn niet allemaal verplicht.
- Inkomende energiestromen:
- elektriciteitsnet (M1)
- aardgasnet (M2, M6 en M7).
- De meters op deze locaties zijn digitale nutsmeters.
- Lokale energiestromen:
- PV-installatie (M3 en M5)
- gasketels (M8 en M9)
- Geëxporteerde energiestromen:
- export van warmte geproduceerd door ketel 1 (M10)
- export van elektriciteit naar het elektriciteitsnet (M4)
Er kan een opdeling gemaakt worden tussen verplichte en optionele meetpunten op basis van Tabel 1 van het inspectieprotocol:
- Verplichte meetpunten per type energiestroom
- Inkomende stromen:
- Elektriciteit: M1
- Aardgas (uitsluitend) verbonden met ketels: M2 OF M6 en M7 OF M8 en M9
- Geëxporteerde stromen: M4 (enkel verplicht indien M3 wordt opgemeten)
- Inkomende stromen:
- Optionele meetpunten:
- Inkomende stromen:
- Aardgas (uitsluitend) verbonden met ketels: bijkomende meting geproduceerde warmte of gebruikte hoeveelheid gas (M2, M6 en M7 of M8 en M9)
- Lokale stromen:
- PV-installatie (M3 of M5)
- Geëxporteerde stromen: M10
- Inkomende stromen:
Op basis van de bovenstaande samenvatting kan de energiedeskundige meerdere pistes (zie hieronder) voorstellen aan de eigenaar: wat moet minimaal voorzien worden, welke bijkomende optionele metingen hebben een grote impact op het resultaat en wat is er nodig om het gewenste label te halen. De energiedeskundige bespreekt met de eigenaar welke optionele metingen kunnen overwogen worden en wat de mogelijke impact is op het energielabel.
Om een energielabel te kunnen bepalen, volstaat in principe enkel de opname van de nutsmeters (M1 en M2). Omdat de nutsmeters al aanwezig zijn, kost dit geen extra investering van de eigenaar. Echter, omdat geen enkele optionele meting wordt uitgevoerd, zijn ook geen meetgegevens beschikbaar voor de hoeveel geëxporteerde energie of de hoeveelheid hernieuwbare energieproductie/gebruik. De indicator ILTD (en het label) wordt dus worst case ingeschat. Omdat geen hernieuwbaar energiegebruik wordt opgemeten, bedraagt de indicator 0%.
Optionele metingen kunnen worden opgenomen, naast de verplichte metingen M1 en M2. In dit voorbeeld zullen de optionele metingen de volgende impact hebben:
- Validatie van de impact van de PV-installatie: opmeten locaties M3 en M4: het verschil tussen de totale productie (M3) en injectie (M4) van de PV-installatie wordt als hernieuwbaar elektriciteitsgebruik ingerekend en verhoogt het energielabel. Opmeting van de impact van de PV-installatie is optioneel. Echter, beslist men de impact te valideren, dan moeten wel beide metingen uitgevoerd worden. Het is ook toegestaan stroom M5 meteen te meten, maar in klassieke installaties wordt typisch de totale productie (omvormer) en de injectie (via digitale meter) opgemeten.
- Correctie van totaal verbruik voor de geëxporteerde warmtestroom: opmeten locatie M1: een deel van het totale gasgebruik van de eenheid wordt gebruikt voor het verwarmen van eenheden buiten de scope. Het werkelijke totale gasgebruik van de eenheid zal dus in werkelijkheid lager liggen dan hetgeen opgemeten wordt via meetpunt M2. De verrekening van de geëxporteerde warmtestroom kan op basis van de hoeveelheid opgemeten geëxporteerde warmte (M10) en het rendement van de ketel.
- Bepaling van het rendement van de ketel die instaat voor de geëxporteerde warmtestroom: voor de verrekening van de geëxporteerde warmtestroom is een rendement van de opwekker nodig. Dit kan een forfaitair rendement zijn, maar kan ook het werkelijk rendement zijn dat wordt bepaald op basis van M2, M8 en M9 voor beide ketels samen of op basis van M6, M7, M8 en M9 voor elke ketel apart. Het gebruik van de werkelijke rendementswaarde zal tot een meer precieze inschatting van het werkelijke gasgebruik van de eenheid leiden dan het gebruik van de forfaitaire rendementswaarde
Merk op: een verlaging van het opgemeten totale energiegebruik door bijkomende optionele metingen heeft alleen impact op het energielabel als de indicator ILTD groter is dan 0%. Verlagen van de noemer heeft geen impact op het label wanneer de teller van de indicator 0 is, of dus wanneer er geen energiegebruik is dat voldoet aan de langetermijndoelstelling. Bij de keuze van optionele meetpunten, hebben locaties M3 en M4 dus de eerste voorkeur. Nadien kan het resultaat nog verder verbeterd worden door M10 op te meten voor een inschatting van de export (en eventueel ook M8 en M9) op te meten.
Bovendien wordt voor export steeds de totale export gemeten naar een bepaald net, wanneer dus meerdere opwekkers een net bedienen, is de gemeten waarde de totale export de som van de export van elke aangesloten opwekkers. Beschouw voor bovenstaande voorbeeld dat er naast een PV-installatie ook een windturbine zou aangesloten zijn op de scope, dan is M4 de totale injectie naar het net van de PV-installatie en windturbine samen:
Meer info over verplichte metingen voor het EPC NR
- De metingen beslaan meer of minder dan de scope - minstens verplichte metingen
- Bv. delen buiten scope ook in metingen
- Minstens verplichte metingen in dit geval?
Blijf op de hoogte
Schrijf u in op de EPC-nieuwsbrief